Skip to main content

ALLERHEILIGEN OF HALLOWEEN?

leven en dood

De dagen Allerheiligen en Allerzielen zijn voorbij. Of bevonden we ons in de dagen van halloweem? De  tijden zijn veranderd. In toenemende mate kon men de griezelfiguren en doodskoppen zien, en zo verklede kinderen. Halloweem heeft als datum 31 oktober, de vooravond van Allerheiligen. Het is inmiddels een soort alternatief voor ons christelijke herdenken van de overledenen. Het is een soort flirten met de dood. Of is het een soort verdringing van wat toch ons aller levenslot is?


Nu heeft griezelen ook weer zijn aantrekkingskracht en spreek ik geen veroordeling uit over de kinderen die halloweem vieren. Halloweem zou een knipoog kunnen zijn tegen de ernst van de vragen rond leven en dood, zoals carnaval is ontstaan als een knipoog tegen de ernst van het vasten. Maar zoals er nu bij carnaval niet meer aan het christelijke vasten gedacht wordt, zo bestaat het gevaar, dat bij halloweem niet meer gedacht wordt aan Allerheiligen en Allerzielen. Dat het christelijke antwoord op de vragen van leven en dood doet er inmiddels in veler ogen niet meer toe. Maar we hebben in de kerk geen halloweem gevierd, toen we afscheid namen van een dierbare. Toen zochten we naar de ware ankerpunten die het menselijke leven dragen. Ook over de drempel van de dood heen.

filosofie

Juist die vraag van leven en dood is een vraag die we niet uit de weg mogen gaan, want we hebben allemaal te maken met het sterven van mensen om ons heen, waarmee ook de eindigheid van ons eigen bestaan aan de orde wordt gesteld. Zo oud als de mensheid is, is er gezocht naar een antwoord op dat vraagstuk van leven en dood. Of: Wat is het menselijke bestaan? De Duitse filosoof Martin Heidegger noemde het menselijke bestaan een ‘Sein zum Tode”. En de Franse filosoof Merleau Ponty noemde het leven daarom zinloos. Maar zinloosheid is niet te verdragen. Is halloweem misschien dan een uitlaatklep om die verstikkende zinloosheid niet onder ogen te hoeven zien? Wie weet? 

eeuwig leven

Hoe gaan we om met het vraagstuk van leven en dood en dus ook met onze eigen eindigheid? Want het antwoord op deze vraag bepaalt hoe we in het leven staan. Ervaren we het leven als zinloos en moeten we op een of andere manier met die zinloosheid in het reine komen? Of: Leven we vanuit een houding van hoop en Godsvertrouwen, dat we eens het hemelse Vaderhuis zullen binnengaan en herenigd worden met onze dierbaren? Als er nog iets te hopen is, hoeven wij ook nu niet alles te hebben en alle te hebben beleefd. Dan doen we ook niet onszelf te kort, als we iets voor een ander over hebben. Want er is nog iets om op te hopen: het nieuwe leven bij God, als alle tranen zijn afgewist en er geen dood en rouw meer zal zijn. Het is een Godsverbondenheid, waarvoor ons de woorden ontbreken om ze te beschrijven. 

Ofschoon velen een leven na de dood ontkennen, is er in de mensheid toch een aangeboren verlangen tot voortleven. We willen niet voor niets geleefd hebben. De meeste godsdiensten zoeken daarom naar een antwoord. 

gedenken

Allerheiligen en Allerzielen doen ons weer minstens in gedachte terugkeren naar onze lieve doden. Wij worden weer uitgenodigd om ons hun levens voor ogen te halen en stil te staan bij wat wij aan deze mensen te danken hebben. We willen een gevoel van dankbaarheid koesteren, van respect en eerbied. Allerheilige en Allerzielen zijn een aanleiding tot dankbare herinnering. Daarom worden de graven verzorgd en versierd. Intussen heeft in veler huiskamers de urn van de dierbare een aparte plaats. 

Paasfeest

Maar Allerheiligen en Allerzielen worden pas echt begrepen in eenheid met het Paasfeest, het feest van de verrijzenis na de kruisiging en dood van Jezus. Door Pasen geloven wij dat de overledene is binnengegaan in het hemelse Vaderhuis. Dat is het christelijke antwoord op de zinloosheid. 

bidden

Deze dagen hebben ons uitgenodigd om voor de overledenen te bidden. Wij mogen wel vol vertrouwen zijn, dat zij het hemelse Vaderhuis zijn binnengegaan, maar er is niemand die de hemel als een recht kan opeisen. Ik herinner me, hoe ik eens na afloop van een uitvaart gecorrigeerd werd door de dienstdoende acoliet. Hij vond dat ik de overledene te zeer had opgehemeld, want, zo zei hij: “U kunt de hemelpoort niet open maken. Die wordt van binnenuit opengemaakt. Of niet opengemaakt.” Ik kon niet anders dan deze acoliet gelijk geven. Dat open maken is altijd een daad van Gods barmhartigheid en barmhartigheid mag je niet vanzelfsprekend vinden. We mogen niet over Gods goedheid heen lopen zoals we zelf ook niet kunnen verdragen, als iemand over onze goedheid heen loopt. Bidden voor de overledene is altijd ook danken voor Gods goedheid, dat deze overledene is mogen thuiskomen in Gods Vaderhuis, zoals de verloren zoon in het evangelie de onverdiende goedheid van de Vader mocht ervaren. Die goedheid maakte hem verlegen. Hij had even tijd nodig om zich in die goedheid thuis te voelen. Dat heette in de catechismus het vagevuur. Dat wordt ook de loutering genoemd. Maar het is het proces van wennen aan Gods goedheid. Als we bidden voor de overledenen, dan danken we God voor Dien barmhartigheid voor de overledene. En eens hopen we ook die barmhartigheid te mogen ervaren.

even voorstellen Dr. Hub Schnackers emeritusDr. Hub Schnackers, em.