DAAR WORDT OP DE DEUR GEKLOPT….
1.
Sint is al weken onderweg,
maar hij ervaart op zijn tocht toch enige pech
dat de reis naar Vaals moeilijk valt te plannen
aan uitstel kan de sint maar moeilijk wennen.
2.
Want Vaals is het uiteinde van het land.
Om er te komen, dat is allerhand.
Maar ook de Vaalsenaren mogen weten.
Dat de Sint hen niet zal vergeten.
3.
De Vaalsenaren zijn voor de Sint moeilijk te aanhoren
Hun dialect klinkt vreemd in Sints heilige oren.
‘Swiesj miesj, hun dialect kunnen ze nauwelijks laten.
Maar de Vaalsenaren kunnen gelukkig ook Hollands praten.
Het was voor Sint dan ook wel wennen
om de Vaalsenaren te leren kennen.
4.
Nu hij dan in Vaals is aangekomen
wil hij daar die mensen goed belonen,
die nu de parochie leiden, want die is al een jaar zonder pastoor
en dat is voor die parochie niet gemakkelijk, hoor.
5.
Daar zijn allereerst de mensen van het kerkbestuur.
Die moeten aan de bak nu, menig uur.
Dat waren ze eigenlijk niet gewend,
De pastoor regelde alles en zij waren content.
6.
Dank is het niet altijd, wat de bestuursleden nu ontvangen.
Niet iedereen heeft oog voor de parochiale belangen.
Toch is het bestuur beschikbaar met veel vlijt
en schenkt aan de kerk alle moeite en tijd.
7.
Want de pastoor was de 80 gepasseerd
en de ervaring heeft ook de Sint geleerd,
dat dan niet meer alles vanzelf gaat,
snel, vlug en ook nog kordaat.
8.
Dus moest de pastoor gaan rusten
en nu mag hij van zijn vrije tijd gaan lusten.
Maar hij is toch nog bereid
om uitvaarten te verzorgen, van tijd tot tijd.
De Sint zegt hem dank.
Zijn dank heeft een hartelijke klank.
9.
Bijna raakte het kerkbestuur in paniek,
Bijna werden ze van de situatie helemaal ziek.
Nu moesten ze zelf aan alles gaan denken
en niet slechts volgen des pastoors wenken.
10.
Hoe moet de verwarming worden aangezet?
Hoe moeten de stoelen op het koor worden neergezet?
Waar worden de kaarsen besteld?
Hoe worden de kerkberichten rondverteld?
11.
Wie moet nu het geld gaan tellen?
Wie zorgt er voor wierook en de altaarschellen?
Wie maakt afspraken met het koor?
Waar en wie en hoe en waarvoor?
12.
Hoe worden de beelden van de kerststal neergezet?
Hoeveel kerstbomen moeten worden besteld?
Waar is er de plaats voor de os en de kameel
En hoe zitten de andere vorken in de steel?
13.
Want iedereen wil ook graag alles weten
opdat er niets wordt vergeten.
Zo is het kerkbestuur altijd in de weer
en gaat dagelijks in de leer
wat er in een parochie te doen staat
van ’s morgen vroeg tot ’s avonds laat.
14.
Nu de Sint alle inspanningen heeft gezien,
geeft hij het bestuur als beloning een tien.
Er is dank voor trouwe dienstbaarheid
Dat wil de Sint nu gaarne kwijt.
15.
Maar de Sint stelt een gebrek aan vrijwilligers vast
en dat is voor het bestuur een grote last.
De Sint roept alle parochianen op om spontaan bij te springen,
want Sint wil en kan niemand dwingen.
De parochie zijn we immers allemaal samen.
Dat moet iedereen toch willen beamen.
16
Toch wil de parochie weer een nieuwe pastoor.
en die moet er volgens de Sint snel komen, hoor.
Een jonger iemand, dat ware fijn.
Hij moet actief, vol vuur, en vriendelijk zijn.
17.
Maar hoe er ook om kandidaten wordt geloot,
ook de nieuwe pastoor is geen duizendpoot.
Hij zal drinken water, bier en ook wijn
Maar toch zal hij zeker anders dan de vorige zijn.
18.
Iemand met bijzondere kwaliteiten, talenten misschien,
belangrijk is vooral dat hij naar de mensen om wil zien;
dat hij over God wil vertellen en Jezus, Zijn Zoon,
vanuit zijn hart en als mens heel gewoon.
19.
Sint is zelf ook naar Vaals gekomen uit Spanje, een ver land.
Maar hij voelt zich ook met alle mensen verwant
die hun hart op de juiste plaats willen dragen
en afbreken willen, alle muren en hagen.
20.
Dat een goede pastoor aan de deur komt kloppen, daar bidt Sint voor.
En met hem nog vele anderen, in koor.
Sint