Skip to main content

DRIEKONINGEN

1.

Hier zijn we dan eindelijk aangekomen bij de stal.

Onze reis was werkelijk een ingewikkeld geval.

We zagen een ster, flonkerend en met veel licht.

Op die ster bleef onze aandacht steeds gericht.

2.

Ik ben een herder maar de drager van de ster.

Deze ster zie je al van heel erg ver.

Die ster die bij de stal stil bleef staan.

Achter die ster zijn wij van verre aan gegaan.

3.

Ik ben Melchior, mijn naam betekent koning.

Thuis heb ik een groot paleis als woning.

Maar nu kniel ik bij een stal ter neer

Want dit kind is Onze Lieve Heer

4.

Ik ben Balthasar, mijn huidskleur is geel.

Uit het verre Azië kom ik hierheen.

Ook ik heb de ster in de verte zien stralen

En heb met reizen niet langer willen dralen.

5.

Ik ben Caspar, uit Afrika ben ik helemaal vandaan.

Ik zag de ster, schitterender nog dan de maan.

Ik wil dit teken aan de hemel verstaan

En ben dus snel hierheen op weg gegaan.

6.

De ster heeft ons samen gebracht,

Op een plaats die niemand had verwacht.

Even moesten we de weg gaan zoeken

Bij geleerden die lazen uit dikke boeken.

7.

Ook klopten we aan bij koning Herodes’ zijn paleis,

Maar die boze koning bracht ons helemaal van de wijs

Die koning was oneerlijk en wreed.

Jaloers doodde hij kinderen, zoals iedereen weet

8.

Maar eindelijk zijn we bij deze stal gekomen

En hebben het blijde nieuws van het Kerstkind vernomen.

Herders speelden vol vreugde op de fluit 

Dan eens zachtjes en dan weer heel erg luid.

9.

Bij het kindje hielden herders de wacht.

Maria en Jozef zongen voor hun baby heel zacht

Een liedje van vreugd en van dank.

Hun stem had een fijne en blijde klank.

10.

Toen hebben ook wij voor het kindje gebogen

En hebben daarna bij onszelf overwogen 

om aan dit kindje onze gaven aan te bieden

uit dank voor dit kind van eenvoudige lieden.

11.

Ruben:            Mijn ster laat ik schitteren over de hele aarde.

Melchior:        Ik geef dit kind goud. Dat heeft heel veel waarde.

Caspar:           Mijn wierook is er voor het kerstkind ter eer.

Balthasar:       Mijn Mirre is er voor onze Verlosser en Heer.

 

1. Ruben:        Wij zongen: `Komt laat ons Hem aanbidden.`

                        Voor de ware koning hier in ons midden.

2.Melchior:     Geen koning van vechtende soldaten 

                        Maar hij leert ons juist op te houden met haten. 

3. Caspar:       Hij maakt om te leven de wereld heel fijn

                        Van welke huiskleur we ook mogen zijn. 

4. Balthasar    Hij geeft ons de liefde als opdracht.

                        Dat is wat hij van ons verwacht.

Samen:           Herders en wijzen

                        Komen Jezus prijzen.

                        Onze stem heeft nu een blijde klank 

                        Voor deze viering aan iedereen dank.

Dr.Hub Schnackers, em